Als nieuwkomer in dit mooie land ben ik in de eerste plaats wild enthousiast over zowat alles wat ons hier tot nu toe te beurt gevallen is. De vriendelijkheid van de Spanjaarden, de variatie en de pracht van de natuur, de gulle zon, de hulpvaardigheid van de buren, enzovoort. Maar de politicoloog in mij is toch ook geïnteresseerd in de politieke situatie. En de amateur historicus in mij is nog meer geboeid door hoe het komt dat Spanje staat waar het nu staat. En waarom is deze natie, dixit de ondertitel van het boek, zo hard op zoek naar zichzelf?
Toen we het besluit hadden genomen om naar hier te emigreren, lag het dan ook voor de hand dat ik op zoek ging naar literatuur die mijn nieuwsgierigheid naar dit land en zijn bevolking zou kunnen bevredigen. Dat bleek niet zo eenvoudig. De Spaanse taal onvoldoende machtig, heb ik me in de eerste plaats gericht op boeken in het Nederlands. Ik stuitte daarbij op ‘Het verdriet van Spanje’ van de Vlaamse Christiane Stallaert. Die titel klinkt voor elke Vlaming bekend in de oren en doet denken aan Hugo Claus’ Het verdriet van België. Claus schildert in zijn magnum opus een niet erg fraai beeld van een Vlaamse collaborerende familie in de jaren voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. De link met dit boek is dat de schrijfster in haar boek geen al te fraai beeld schetst van de Spaanse geschiedenis en diverse actoren die haar mee hebben bepaald. Stallaert is echter geen romanschrijver. Ze is hispaniste en antropologe en doceert Spaanse en Latijns-Amerikaanse studies aan de Universiteit Antwerpen. Uit de meer persoonlijke stukken in het boek, meen ik ook te kunnen opmaken dat er een familiale band is met Spanje, meer bepaald Extremadura.
Zij is met andere woorden perfect geplaatst om op een wetenschappelijke en betrokken manier inzicht te verschaffen in de geschiedenis en de aard van het Spaanse volk. Dat voordeel is meteen ook het grootste minpunt van het boek. Stallaert hanteert bij momenten een nogal academische schrijfstijl en terminologie wat maakt dat je af en toe de indruk krijgt een doctoraatsthesis te lezen. Het tweede minpunt is dat ik als lezer de structuur van het boek niet meteen begreep. Niet dat ze van de hak op de tak springt. Er is wel degelijk een thematische logica in de drie delen die dit boek rijk is, maar het geheel heeft me toch wat in de war gebracht.
Dit gezegd zijnde heb ik het boek in enkele dagen verslonden. Je voelt aan alles wat de schrijfster vertelt dat ze kan putten uit een ton van inzichten en kennis en dat ze de lezer graag wil helpen om dit complexe land beter te begrijpen. Zo kom je onder meer te weten waar het Catalaans onafhankelijkheidsstreven vandaan komt. Een boeiend en bijzonder actueel thema dat onderhuids ook tijdens de corona-crisis verder blijft etteren. Je begrijpt beter waarom Madrid zo verkrampt reageert op de vraag van de Catalanen naar meer autonomie. En, zoals in Vlaanderen, gaat het om veel meer dan alleen maar een geld en interregionale ‘solidariteit’.
Ook het Baskische verlangen naar (meer) onafhankelijkheid wordt haarfijn uitgelegd. Tot mijn grote verbazing spelen raciale overwegingen en onfrisse motieven als bloedzuiverheid een grote rol. Wie zijn de échte Spanjaarden? Hoeveel soorten Spanjaarden zijn er? Wat bepaalt of je een échte Spanjaard bent of niet? Het zijn vragen waar het land zelf al zowat heel zijn geschiedenis mee worstelt.
Wat ook erg goed wordt uitgelegd is het plotse en snelle succes van nieuwe politieke bewegingen als Podemos en Vox, de Spaanse variant op het Vlaams Belang en Wilders’ PVV. De ruk naar rechts en de opkomst van populistische en anti-islampartijen is overigens een pan-europees fenomeen dat niet enkel te verklaren is door te kijken naar nationale of regionale gebeurtenissen en ontwikkelingen. In zijn laatste boek (Grote verwachtingen), schetst Geert Mak de achtergrond waartegen de oplomst van dergelijke partijen in heel Europa kan verklaard worden.
Wat kom je verder nog te weten in Het verdriet van Spanje? Wel, je krijgt een idee van hoe de Reconquista in zijn werk is gegaan. Ook de Inquisitie en de rol van de Katholieke Kerk komt ruimschoots aan bod. Nodeloos te vertellen dat er geen al te fraai beeld wordt geschetst van de Spaanse Kerk die honderdduizenden doden op haar geweten heeft in haar poging om van Spanje een oud-christelijk kalifaat te maken. L’histoire se repète dezer dagen, al komt de Grote Waarheid dezer dagen meer uit het oosten.
Doordat het boek een zeer groot tijdsvak bestrijkt, van 1492 tot 2020, blijven een aantal zaken natuurlijk wat onderbelicht. Zo komen Franco en de burgeroorlog wel aan bod, maar ik bleef toch ietwat op mijn honger. Ook blijf ik uiterst nieuwsgierig over de huidige maatschappelijke spanningen en hoe de auteur staat tegenover de nabije toekomst. Zal Catalonië onafhankelijk worden? Hoe gaat dit Spanje om met de massale immigratie uit Afrika en het Midden-Oosten? Zit er een nieuwe Reconquista aan te komen? En hoe zal Spanje de corona-crisis verteren? Stevent het af op een nieuwe diepe economische crisis? Of weten het land en haar bevolking opnieuw recht te krabbelen? Dat zou meteen al de tweede keer zijn in deze nog jonge eeuw, want de financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende euro-troubles hebben hier tot 2015 nagezinderd.
Er is met andere woorden genoeg materie voor een vervolg op Het verdriet van Spanje! Als de auteur een beetje narratiever en minder academisch te werk gaat, zal ze meteen ook een veel breder publiek weten te bereiken. Ik kan me immers inbeelden dat de vele honderdduizenden Vlamingen en Nederlanders die hier door de jaren heen hun tenten hebben opgeslagen ook wel eens willen weten hoe de Spaanse tenedor aan de steel zit!